Zambia | Gerda's liefde voor Afrika

Het is 2004 als Gerda met World Servants op project gaat naar Bolivia. Het is haar tweede World Servants project, maar tijdens dit project doet zich iets voor wat haar nooit meer los zal laten.

De groep bezoekt een dagopvang voor kinderen die een groep van World Servants in een vorig project heeft helpen bouwen. Bij aankomst schudt een klein Boliviaans meisje uit de opvang alle deelnemers netjes een hand. Maar toen Gerda aan de beurt was, liet het kindje Gerda’s hand niet meer los. Sterker nog, zodra het kind kans zag, kroop het bij Gerda op schoot, dicht tegen haar aan. “Gerda, pas op voor luizen,” werd er nog geroepen. Maar het deerde Gerda niet. Dit kind was veel belangrijker. Tijdens het hele bezoek waren ze onafscheidelijk. Toen het tijd werd om afscheid te nemen, barstte het kind in huilen uit en ook de doorgaans broodnuchtere Gerda hield het niet droog. Er was iets gebeurd wat niet in woorden uit te leggen is, maar wat haar niet meer los zou laten.

Terug in Nederland liet ze bij goede vrienden voorzichtig vallen dat ze zich misschien wel eens iets langer dan drie weken ergens zou willen inzetten. Maar bij de suggestie alleen al dat ze ooit echt voor langere tijd naar het buitenland zou vertrekken, reageert ze op dat moment nog resoluut met de overtuigde woorden: “Dat nooit!”

Maar het proces in haar gedachten ging door. En elke keer als ze eraan dacht, was daar bovendien de overtuiging dat een langer verblijf in het buitenland in een Afrikaans land zou plaatsvinden.

In 2005 ging ze opnieuw met World Servants op project. Dit keer naar Malawi. Voorafgaand aan dit project had Gerda gericht gebeden om te mogen ontdekken of ze in staat was vriendschappen op te bouwen met de plaatselijke bevolking. Als ze ooit echt in een Afrikaans land terecht zou komen, zou het immers een must zijn om goed contact met de mensen te kunnen maken. Wat schetst haar verbazing? Tijdens het project in Malawi ging het contact maken met de locals haar bijzonder goed af. Dat viel de rest van de groep ook op en zij spraken Gerda daar met verwondering op aan. Terwijl ze daar rond liep die drie weken, ging steeds de vraag in haar om: “Zou ik in zo’n land kunnen wonen?”

In 2010 hoorde Gerda van een vrouw die in Zambia een weeshuis wilde starten. Op dat moment is er nog niet meer dan een stuk kale grond. Dit verhaal raakte haar. Ze besloot de stoute schoenen aan te trekken en deze vrouw te bezoeken. Zo belandde ze een week in Zambia. De vrouw liet haar zien waar ze mee bezig was en ze bezochten verschillende gezinnen uit de omgeving. Toen Gerda de noden in die gezinnen zag, vroeg ze zich ineens af waarom ze daar geen voedingscentrum hadden. Zo’n centrum had ze tijdens eerdere bezoeken aan Malawi gezien. Het idee daarvan is dat kinderen die door lastige thuissituaties onvoldoende te eten krijgen en niet - of heel onregelmatig - naar school gaan, regelmatig een voedzame maaltijd krijgen en tegelijk actief gestimuleerd worden om naar school te (blijven) gaan. Zo kan een voedingscentrum het vangnet zijn dat deze kinderen nodig hebben om niet in de armoede en/of criminaliteit te vervallen.

In januari 2012 vertrok Gerda voor onbepaalde tijd naar Mkushi, Zambia om in het weeshuis mee te werken. Het weeshuis bevond zich op dat moment nog steeds in de opstartfase. De gedachte van een voedingscentrum bleef echter omhoog komen en werd met de tijd sterker. Maar iets nieuws opzetten was iets waartoe Gerda zichzelf absoluut niet in staat achtte. Ze liep daarom steeds verder vast in haar gedachten hierover. Eind 2012 ging ze in gebed om heel concreet bevestiging te vragen over de weg die ze moest gaan. Kort daarop liep ze in het dorp een blanke boer uit de omgeving tegen het lijf, waarmee ze in gesprek raakte. Hij vroeg naar haar reden om in Zambia te wonen en vroeg door naar hoe het haar beviel en zelfs wat haar dromen voor de toekomst waren. Voordat ze het wist, vertelde ze hem over haar droom voor een voedingscentrum. Hij had maar één vraag: “Wat houdt je tegen?” Hij daagde haar uit om met een plan bij hem te komen. Gerda deed wat ze kon. En dat was niet het schrijven van een business plan of het formuleren van een visie, missie of strategie, maar het opstellen van een budget waarmee ze een bepaald aantal kinderen vijf dagen per week kon voorzien van een voedzame maaltijd en naar school kon sturen. De man bekeek het overzicht en vroeg of ze echt voor zo weinig geld zo veel kinderen een goede maaltijd kon geven. “Ja”, zei ze. “Weet je het zeker?” vroeg hij. “Ja” zei Gerda nog een keer. “Prima,” zei hij. “Maak je over de financiering geen zorgen.”

Zo werd de droom van een voedingscentrum concreet. In januari 2014 ging het van start met tien kinderen. Op dit moment worden er veertig kinderen door het centrum ondersteund met vijf maaltijden per week en een positieve omgeving die hen stimuleert om naar school te blijven gaan. De locatie waar ze gebruik van maken werd te klein. De Umutima Foundation, de stichting die Gerda ondersteunt, heeft een stuk land gekocht waarop binnenkort wordt gestart met de bouw van een nieuw gebouw, dat ruimte biedt aan honderd kinderen.
 

Mijn droom van een voedingscentrum werd concreet

Gerda den Ouden