Onze directeur Paul Emans reageert graag namens World Servants op de kritiek van Unicef over werkvakanties met weeskinderen in ontwikkelingslanden. Na aanleiding van deze kritiek is er in diverse media discussie ontstaan over het nut van kortdurende vrijwilligersprojecten (werkvakanties) in het algemeen. Paul reageert specifiek op het opiniestuk van Mark Franken in Trouw van zaterdag 25 oktober.
'Er is veel mis met westerse vrijwilligers die zich ‘storten op arme landen’, schrijft Mark Franken van Movisie. Hij reageert daarmee op de Unicef-campagne ‘Children are not tourist attractions’ en schrijft dat de uitwassen ‘nog veel verder gaan’ dan Unicef meldt.
Als directeur van World Servants wil ik daar graag op reageren. Wij zijn zo’n organisatie die jongeren als vrijwilliger naar het buitenland stuurt. In ons geval niet als vrijwilligers in weeshuizen, maar vooral om scholen te bouwen in Afrika, Latijns Amerika, Azië en Oost-Europa. We doen dit al 26 jaar en we blijven dat doen. Ons motto is 'Bouwen aan verandering'. Dat gaat in onze perceptie veel verder dan alleen maar die vier muren en dat dak die de groep neerzet.
De argumenten van Mark Franken zijn bekend, we horen ze vaker. Mensen in Afrika zijn prima in staat zelf scholen te bouwen. Sterker nog: ze kunnen het beter dan ongeschoolde mensen uit Nederland. Dat klopt, inderdaad. Het is ook absoluut niet ons doel om werk van de lokale bevolking af te pakken. Dat is ook niet het effect van ons werk. De ‘locals’ zijn en blijven verantwoordelijk. Wij huren een lokale aannemer en bouwvakkers in. Bouwmaterialen worden, met financiële ondersteuning van World Servants, ook lokaal ingekocht of door de bevolking zelf geproduceerd.
Daarmee stimuleren we de plaatselijke economie. De groepen die met World Servants op pad gaan, hebben als missie de lokale bevolking te ondersteunen in hun eigen verantwoordelijkheid. De lokale mensen bepalen de bouwconstructie, de plek waar de school moet komen en de kleur van de verf. Samen stapelen we de stenen; niet meer en niet minder.
Wat is dan het nut om die groepen (met name jongeren) naar Afrika of een ander continent te sturen? Neem bijvoorbeeld een bouwplaats in Malawi. Een World Servants-groep is aan het werk, maar niet alleen. Mannen, vrouwen, jongeren, leiders uit het dorp bouwen ook mee. Ze praten ondertussen met de Nederlanders over het dagelijks leven, over hun toekomst en over God.
Wat gebeurt er? Nederlandse jongeren leren dankbaar te zijn met wat ze hebben en de Malawiaanse jongeren leren hun mogelijkheden te ontdekken. Om te kunnen studeren en later arts of leraar te kunnen worden. Ze ontmoeten elkaar op basis van gelijkwaardigheid. Ze staan immers samen in de modder te bouwen aan verandering.
Na drie weken staat er een mooi gebouw waar iedereen trots op is. Samen hebben ze iets bereikt waarvan ze nooit hadden gedacht dat het zou kunnen. Als de groep weg is, maakt de lokale bevolking er zelf een school van met leraren en lesboeken. Geweldig! World Servants houdt de vinger aan de pols en ondersteunt waar nodig. Het uitgangspunt dat de gemeenschap verantwoordelijk is, blijft overeind.
En de Nederlandse jongeren? Die zijn veranderd. Ze hebben geleerd iets voor anderen te doen die veel minder hebben dan zij. Ze hebben concreet de handen uit de mouwen gestoken. Niet naar de mensen maar naast de mensen. Ze leerden dat iets voor een ander betekenen niet moeilijk hoeft te zijn en waardevol is.
Zoals Mark Franken zelf schreef: pasklare antwoorden zijn er niet, maar de discussie moet gevoerd worden. Daar zijn wij het mee eens; wij doen daar graag aan mee. Wij geloven in onze manier van werken, die heilzaam is voor mensen hier én ver weg.'
Paul Emans, directeur World Servants Nederland.